Een kerstverhaal over mijn worsteling met het interpreteren van de neurobiologische literatuur rond sequentiële informatieverwerking waarin ik de verwarring, de metaforen en mijn ongeduld probeer op een rijtje te zetten.
Alles op een rijtje
“Tegen de kerstvakantie moet dat wel lukken.” Waarom heb ik dat eigenlijk ooit zo stellig gezegd? Het is niet dat het neurobiologisch jargon plots een lief accent krijgt door er vol bewondering naar te kijken. Zou het helpen om het nog eens simpel uit te leggen? Sequentieel, stapje voor stapje, netjes op volgorde, niet door elkaar.
Misschien moet ik een visuele metafoor bedenken. Een rits die ik traag dichttrek, tandje na tandje, tot er één stevige verbinding ontstaat. Elk tandje is een klein individueel element – een discreet stukje informatie, een afgebakend concept. Als ik aan de rits trek bundel ik de losse stukjes tot een samenhangend geheel. Ieder tandje moet exact op zijn plaats vallen op precies het juiste tempo. De rits hapert en wil niet verder dicht. Ik zit vast. “Zo werkt het ook niet.”
Ik raak langzamerhand het overzicht kwijt. Het lijkt nochtans niet moeilijk, want in principe gaat het om iets heel basaals. Waarom vond ik het ook alweer belangrijk om naar rijtjes te gaan kijken? Ik worstel verder met de metaforen. Kunnen kerstlichtjes ook niet in serie en parallel? Geen goed idee, die raken te snel in de knoop en ik wil geen tijd verliezen met ze te ontwarren. Ik blijf ongewild hangen bij het denkbeeldig geklungel met het snoer. De kerstlichtjes doen gewoon hun ding. Inzicht. Misschien ligt mijn probleem niet bij het begrip, maar bij mijn ongeduld. Ik moet gewoon eerst alles op een rijtje zetten.




