Tag: Dierentaal

  • Grammaticale meesjes in Japan

    Grammaticale meesjes in Japan

    Een vogelgrammatica, dat klinkt vreemd. Maar onderzoek naar de Japanse mees laat zien hoe deze kleine zangvogels met hun roepen meer doen dan alleen waarschuwen. Ze combineren geluiden op een manier die verrassend sterk lijkt op een eenvoudige grammaticale regel die ook in menselijke taal voorkomt.

    Taalkunstenaars in Japanse bossen

    Zangvogels spelen al lange tijd een belangrijke rol in het onderzoek naar de oorsprong en evolutie van taal. Hun vocale vaardigheden, zoals het leren en variëren van liedjes, vertonen interessante parallellen met menselijke cognitie. Toch blijven deze gelijkenissen vaak beperkt tot oppervlakkige overeenkomsten. Bij de Japanse mees (Parus minor) is dit anders. Deze kleine vogels bezitten een breed scala aan soortspecifieke klanken en kunnen deze op een gestructureerde manier combineren. Recent onderzoek heeft aangetoond dat hun roepen niet willekeurig zijn, maar flexibel worden ingezet volgens bepaalde patronen. Dit vertoont intrigerende overeenkomsten met een cruciaal kenmerk van menselijke taal.

    De taal van de Japanse mees

    Japanse mezen gebruiken tenminste twaalf verschillende klanktypes, waarvan sommige afzonderlijk worden gebruikt, terwijl andere worden gecombineerd. Twee veelvoorkomende roepen1 zijn de zogenaamde ABC-roep, een alarmsignaal dat waarschuwt voor roofdieren en de D-roep die soortgenoten aanmoedigt om dichterbij te komen in een sociale context. Wanneer een mees echter geconfronteerd wordt met een stilstaand roofdier zoals een marter, wordt de roep gecombineerd tot een nieuwe constructie met een vaste volgorde: ABC-D. Deze combinatie waarschuwt niet alleen voor gevaar, maar roept ook andere mezen op om samen het roofdier aan te vallen – een gedrag dat in de biologie bekend staat als ‘mobbing‘.

    Wat maakt dit soort communicatie bij Japanse mezen zo speciaal?

    Het bijzondere aan deze combinatie is dat ontvangers de afzonderlijke betekenissen van de ABC- en Droepen lijken te verwerken. Experimenten tonen aan dat mezen bij het horen van een ABC-roep de horizon afspeuren (op zoek naar gevaren), terwijl ze bij een D-roep de bron van het geluid naderen (op zoek naar soortgenoten). Wanneer ze de ABC-D-roep horen combineren ze beide reacties: ze scannen de omgeving én bewegen naar de geluidsbron, een gedrag dat precies past bij het ‘mobben‘ van een roofdier.

    Experimenten met kunstmatig samengestelde roepen, zoals een combinatie van ABC met de rekruteringsroep van een andere soort – een combinatie die de mezen nog nooit eerder hadden gehoord – tonen aan dat de mezen niet simpelweg de ABC-D-roep als één geheel interpreteren. Ze lijken daadwerkelijk de afzonderlijke betekenissen van de componenten te analyseren en combineren. De mezen reageerden in deze experimenten op dezelfde manier als op hun soorteigen ABC-D-roep: opnieuw scanden ze de omgeving én naderden ze de geluidsbron. Dit suggereert dat ze de afzonderlijke betekenissen verwerken en samenvoegen, in plaats van de nieuwe combinatie als een geheel nieuwe, holistische boodschap te interpreteren. Bovendien blijkt uit verdere experimenten dat het veranderen van de volgorde van de gecombineerde roepen – van ABC-D naar D-ABC – leidt tot een verzwakte of onbegrijpelijke reactie. Dit suggereert dat ook de volgorde van de gecombineerde roepen essentieel is voor het overbrengen van de juiste betekenis.

    Mezen en de oorsprong van taal

    De ontdekkingen bij de Japanse mees zijn direct gerelateerd aan een kernvraag in het taal- en evolutionair onderzoek: hoe is de complexe structuur van taal ontstaan? Twee concepten staan hierbij centraal: combinatorialiteit en compositionaliteit. Combinatorialiteit verwijst naar het vermogen om eenvoudige klanken of eenheden samen te voegen tot nieuwe structuren, zonder dat er een betekenis gekoppeld is aan de oorspronkelijke individuele eenheden zelf. Compositionaliteit daarentegen betekent dat deze samengestelde structuren niet alleen nieuwe vormen, maar ook nieuwe betekenissen kunnen creëren door de afzonderlijke betekenissen van hun componenten te combineren. Anders gesteld gaat het bij combinatorialiteit dus puur om het samenstellen van losse onderdelen waarbij de samenstelling een betekenis kan (maar niet hoeft te) krijgen, terwijl bij compositionaliteit de combinatie zelf een betekenis draagt die afhangt van de samenstelling, de betekenis en de onderlinge relaties tussen de verschillende individuele onderdelen. Compositionaliteit is een centraal kenmerk van elke taal die vandaag bestaat. Verschillende woorden worden samengevoegd tot een complexere betekenis volgens gestructureerde grammaticale regels, waarbij elk woord maar ook de structuur op zichzelf bijdraagt aan de totale betekenis van bijvoorbeeld een zin.

    Bij de mezen lijkt het gebruik van de ABC-D-roep compositionaliteit te suggereren, omdat de afzonderlijke ABC- en D-roepen elk een afzonderlijke betekenis hebben die worden geïntegreerd. En dit is een baanbrekende ontdekking! Tot nu toe is er bij geen enkele diersoort, afgezien van de mens en de Japanse mees, zo’n sterk bewijs gevonden voor compositionaliteit in de communicatie. Het biedt bijgevolg een mogelijk evolutionair model voor het ontstaan van compositionele taal2.

    Maar er zijn ook kanttekeningen. Sommige onderzoekers stellen dat het herkennen van twee roepen als een enkele eenheid met een schijnbaar samengestelde betekenis niet noodzakelijk bewijst dat de vogels een compositionele capaciteit vertonen die gelijkaardig is aan die van de mens. Volgens hen hangt de interpretatie van de experimenten met de mezen sterk af van gebruikte definities en hoe die worden toegepast in de onderzoekscontext. Deze discussie weerspiegelt een breder probleem binnen het veld. Centrale begrippen worden vaak op verschillende manieren gedefinieerd, afhankelijk van de discipline of de gestelde onderzoeksvraag. Het schrijnend gebrek aan consensus maakt het moeilijk om resultaten van verschillende onderzoeksgroepen rechtstreeks te vergelijken en om te bepalen in hoeverre ontdekkingen bij andere diersoorten ons daadwerkelijk iets kunnen vertellen over de oorsprong van taal.

    Toekomstperspectief

    De implicaties van de experimenten zijn dus zowel veelbelovend als genuanceerd. De Japanse mees biedt een uniek inzicht in hoe combinatorialiteit en compositionaliteit mogelijk passen in een ingewikkelde evolutionaire puzzel. Deze bevindingen benadrukken hoe bepaalde bouwstenen van taal ook elders in het dierenrijk kunnen voorkomen. Dit dwingt ons – opnieuw3 – om onze aannames over de uniekheid van de mens als soort te heroverwegen. Toch moeten we ook voorzichtig blijven. Hoewel bij de mezen een interessante parallel is aangetoond, blijft de kloof tussen deze vogelgeluiden en de complexiteit van menselijke taal aanzienlijk. Wat de experimenten vooral laten zien, is dat zelfs kleine zangvogels ons kunnen helpen om grote vragen te stellen en te beantwoorden over wie wij zijn en hoe wij als soort zijn geëvolueerd.

    Voetnoten

    1. Bij zangvogels moet er een onderscheid gemaakt worden tussen roepen (‘calls‘) en liedjes (‘songs‘). Dit zijn twee verschillende vormen van communicatie die elk een specifieke functie vervullen. Roepen zijn eenvoudige korte geluiden die functioneel zijn en gericht op directe communicatie in praktische situaties zoals het waarschuwen voor gevaar. Liedjes zijn complexere gestructureerde en langere uitingen met een minder directe functie en dienen eerder om een boodschap over identiteit of gezondheidstoestand uit te drukken die bij territoriale verdediging en het aantrekken van een potentiële partner worden gebruikt. ↩︎
    2. Een belangrijke kanttekening is hier dat compositionaliteit niet altijd per definitie van toepassing in taal. De betekenis van spreekwoorden en zegswijzen zoals “de pijp aan Maarten geven” bijvoorbeeld kan niet worden afgeleid uit de afzonderlijke woorden, maar moeten als geheel worden begrepen (sterven of overlijden). ↩︎
    3. De mens werd lang als uniek beschouwd binnen het dierenrijk, maar keer op keer bleek dit een valse veronderstelling. Het gebruik van gereedschap, zelfherkenning en cultuur – elk ooit aanzien als exclusief voorbehouden aan de mens – zijn bijvoorbeeld meermaals bij andere diersoorten aangetoond. ↩︎

    Verder lezen

    Beckers, G. J., Huybregts, M. A., Everaert, M. B., & Bolhuis, J. J. (2024). No evidence for language syntax in songbird vocalizations. Frontiers in Psychology15, 1393895.

    Bolhuis, J. J., Beckers, G. J., Huybregts, M. A., Berwick, R. C., & Everaert, M. B. (2018). Meaningful syntactic structure in songbird vocalizations?. PLoS biology16(6), e2005157.

    Suzuki, T. N., Griesser, M., & Wheatcroft, D. (2019). Syntactic rules in avian vocal sequences as a window into the evolution of compositionality. Animal Behaviour151, 267-274.

    Suzuki, T. N. (2024). Animal Linguistics. Annual Review of Ecology, Evolution, and Systematics55.

    Suzuki, T. N., & Matsumoto, Y. K. (2024). Commentary: No evidence for language syntax in songbird vocalizations. Frontiers in Ecology and Evolution12, 1430848.


© Kat Van der Poorten 2024 – 2025

FWO

Onderzoek gesteund door Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen
en Lees- en Adviesgroep Volwassenen met Autisme