Categorie: Opmerkelijke taalstructuren

  • West-Vlaams als sleutel tot de oorsprong van taal

    West-Vlaams als sleutel tot de oorsprong van taal

    West-Vlaams wordt zelden geassocieerd met internationale wetenschappelijke belangstelling. Mijn verbazing was dan ook groot toen het dit weekend opdook tijdens een workshop theoretische taalkunde in Japan (Japan!). Wat blijkt? Bepaalde eigenschappen van het dialect (her)openen het debat over de fundamenten van taal als complex adaptief systeem. “K’had ’t ni gedocht, wè.”

    De grens tussen structuur en betekenis

    Onze hersenen hebben het unieke vermogen om complexe structuren te creëren en tegelijkertijd rijke betekenissen over te brengen, iets wat ongeëvenaard is in het dierenrijk. Deze opmerkelijke capaciteit roept vele fundamentele vragen op, want de exacte mechanismen die hieraan ten grondslag liggen blijven grotendeels onbekend.

    Taal lijkt op het eerste gezicht eenvoudig: we zetten woorden in een bepaalde volgorde om onze gedachten uit te drukken. Maar achter die eenvoud schuilt een dynamisch samenspel tussen syntaxis – de regels die bepalen hoe woorden samen zinnen vormen – en semantiek – de betekenis die die zinnen overbrengen. Deze interactie speelt zich af op wat taalkundigen de syntax-semantics interface noemen: de grens waar structuur en betekenis elkaar ontmoeten.

    Zonder syntaxis zou taal chaotisch en onbegrijpelijk zijn; zonder semantiek leeg en nutteloos. Maar hoe strikt gescheiden zijn de processen die de structuur van zinnen opbouwen van de processen die betekenis interpreteren? En is syntaxis ontstaan als een autonoom systeem, of juist geëvolueerd in dienst van betekenisoverdracht en communicatie? Op deze punten lopen de meningen sterk uiteen. Sommige onderzoekers menen dat grammatica – het geraamte van onze taal – zich eerst moest vormen voordat taal echt van de grond kon komen. Anderen zien betekenisoverdracht als de drijvende kracht: zonder de nood om iets duidelijk over te brengen, zou complexe structuur nauwelijks nut hebben. Het lijkt een onoplosbare tegenstelling. Maar gelukkig is daar het West-Vlaams!

    Grensverleggend

    Nee, dit is geen flauwe poging om nog wat West-Vlaams binnen te smokkelen. Het partikel is een perfecte case study die balanceert op de conceptuele grens tussen structuur en betekenis. Bij elk gebruik voegt het een subtiele maar belangrijke laag toe aan de zin waarin het voorkomt.

    werkt als een soort schakelaar in de communicatie tussen spreker en luisteraar. Het laat de luisteraar weten dat de spreker een reactie verwacht zoals instemming of betrokkenheid. Dit maakt het meer dan zomaar een afsluitend woordje. heeft een specifieke functie in het gesprek: het benadrukt dat de spreker de luisteraar actief betrekt bij wat er gezegd wordt.

    En dat gebeurt niet zomaar. Onderzoekers hebben aangetoond dat woorden zoals vaak een vaste plaats hebben in de zinsstructuur, hoog in wat taalkundigen een ‘interactielaag’ noemen. Hier worden elementen geplaatst die de communicatie sturen, zoals aanspreekvormen (hé Jan), vraagwoorden, of markeerders zoals . In de zin “‘K’had ’t ni gedocht, wè!, benadrukt het niet alleen de mening van de spreker, maar nodigt het ook de luisteraar uit om het hiermee eens te zijn.

    Hoewel een vastgelegde structuur heeft binnen de zin, blijft de interpretatie ervan subtiel afhankelijk van intonatie en context. Met een vriendelijke toon nodigt het uit tot instemming; met een strakke toon kan het bijna als een uitdaging klinken. Het is deze balans tussen vaste structuur en flexibele betekenis dat zo interessant maakt voor taalkundigen.

    Van losse signalen naar complexe taal

    illustreert hoe kleine elementen, die eerst vooral pragmatisch van aard lijken, een vaste plek in onze grammatica kunnen krijgen. Dit proces, bekend als grammaticalisatie, speelt een cruciale rol in onze hypothesen over de evolutie van taal. Het suggereert dat taal mogelijk begon met eenvoudige contextafhankelijke signalen die later complexer werden en vast ingebed raakten in ons taalsysteem.

    Onze vroege voorouders communiceerden waarschijnlijk met geluiden, gebaren en intonaties die sterk verbonden waren aan een specifieke context. Een waarschuwing voor gevaar, een uitnodiging tot samenwerking, of een uitdrukking van emotie was misschien niet veel meer dan een enkele klank of beweging. Maar net zoals subtiele lagen toevoegt aan West-Vlaamse zinnen, is het mogelijk dat dergelijke signalen ook nuances hebben uitgedrukt. Dit zou betekenen dat taal niet alleen bedoeld was om objectieve informatie over te dragen, maar ook om sociale interacties te beheren. Het vermogen om niet alleen te zeggen wat je denkt, maar ook hoe je wil dat de ander daarop reageert, zou een evolutionair voordeel kunnen zijn geweest.

    Van hetzelfde laken een broek

    Hoewel een specifiek West-Vlaams fenomeen is, vinden we soortgelijke elementen in verschillende talen en dialecten over de hele wereld. Talen zoals Baskisch, Roemeens en Japans bieden vergelijkbare voorbeelden. De vorm en exacte functie kunnen sterk verschillen, maar allen tonen hoe pragmatische elementen een vaste plaats kunnen krijgen in de zinsstructuur. Dit wijst erop dat menselijke taal mogelijk over een universeel vermogen beschikt om zowel proposities als sociale interacties binnen een gemeenschappelijk kader te representeren.

    Traditioneel worden syntaxis en pragmatiek nog vaak beschouwd als gescheiden domeinen: syntaxis regelt hoe woorden samenkomen tot zinnen, terwijl pragmatiek zich bezighoudt met hoe die zinnen in context worden gebruikt. Maar elementen zoals  tonen aan dat functionele, pragmatische aspecten van taal kunnen ‘fossiliseren’ in de structurele grammatica. Ze suggereren dat functionele communicatiepatronen door herhaald gebruik kunnen leiden tot grammaticalisatie en structurele inbedding.

    Deze integratie weerspiegelt een dynamische visie waarin structuur en functie elkaar beïnvloeden en gezamenlijk evolueren. Structuur biedt het kader voor functie, terwijl functionele behoeften de ontwikkeling van structuur vormgeven. Dit suggereert dat taal geen strikt gescheiden componenten van denken en communicatie heeft, maar een dynamisch evenwicht is waarin deze functies elkaar versterken. Het proces van grammaticalisatie biedt een moderne snapshot van hoe taal mogelijk is geëvolueerd: ad hoc-signalen zoals  werden steeds vaker gebruikt, vonden structurele niches en werden uiteindelijk vast onderdeel van grammaticale systemen. Dit proces illustreert hoe pragmatische elementen functionele behoeften vervullen en tegelijkertijd de basis leggen voor complexere structurele systemen.

    Conclusie

    De gegevens uit het West-Vlaams bieden een intrigerend venster op de balans tussen structuur en functie in taal. Ze laten zien hoe sociale druk en pragmatische noodzaak de ontwikkeling van structurele regels kunnen aandrijven, en hoe structuur op zijn beurt de ruimte creëert voor verfijnde communicatie. In een evolutionair perspectief illustreert dit hoe taal niet zomaar een set van regels is, maar een dynamisch systeem waarin vorm en functie elkaar versterken. Deze interactie weerspiegelt de dubbele aard van taal als een instrument voor abstract denken én sociale interactie.

    Toegegeven, de sleutel tot de oorsprong van taal ligt niet uitsluitend bij het West-Vlaams. Maar het bestuderen van andere en zeer uiteenlopende talen zoals Baskisch, Roemeens en Japans toont verder hoe diversiteit in taalsystemen toch universele principes van taal kan onthullen. In dit specifieke geval versterken deze principes het idee dat menselijke taal zowel een architectuur biedt voor proposities als een sociaal instrument is voor interactie. Tegelijkertijd zijn er andere mogelijke interpretaties en wat ik hier heb beschreven wordt zeker niet door iedereen als enige waarheid aangenomen. Taal is in zijn huidige vorm zo complex dat het moeilijk is om tot een algehele consensus te komen. Eén ding is echter wel duidelijk: de combinatie van structurele complexiteit en functioneel aanpassingsvermogen maakt taal tot één van de meest opmerkelijke menselijke kenmerken.

    Verder lezen

    Haegeman, L. (2014). West flemish verb‐based discourse markers and the articulation of the speech act layer. Studia linguistica68(1), 116-139.

    Haegeman, L., & Greco, C. (2018). West Flemish V3 and the interaction of syntax and discourse. The Journal of Comparative Germanic Linguistics21, 1-56.

    Miyagawa, S. (2022). Syntax in the Treetops. MIT Press.

    Ik wil Shigeru Miyagawa bedanken voor zijn uiteenzetting tijdens de workshop aan Osaka University op 7 december 2024. Zijn inzichten hebben deze blogpost mee vormgegeven en verdiept. Een presentatie waarin hij meer toelichting geeft bij zijn monografie “Syntax in the Treetops” is onder andere beschikbaar op https://www.youtube.com/watch?v=mGBFmCJlZFM&t=527s .


© Kat Van der Poorten 2024 – 2025

FWO

Onderzoek gesteund door Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen
en Lees- en Adviesgroep Volwassenen met Autisme